Het internet wordt vaak gezien als een plek, maar eigenlijk is het een wereldwijd netwerk van computers en apparaten die informatie uitwisselen via digitale protocollen. Dankzij het standaard internetprotocol (IP) kunnen apparaten wereldwijd met elkaar communiceren, alsof ze buren zijn. Dit heet een packet-switched network: een netwerk dat data verzendt in kleine pakketjes.
De oorsprong van het internet ligt in ARPANET, een militair project uit de jaren ’60 dat bedoeld was om bestanden uit te wisselen. In 1983 werd dit omgezet naar het TCP/IP-protocol, de basis van het huidige internet. In 1989 ontwikkelde Tim Berners-Lee het World Wide Web bij CERN, met hyperlinks en het bekende http://-protocol. Dit markeerde de geboorte van het internet zoals we dat nu kennen. Vanaf 1993 werd internet toegankelijk voor het grote publiek dankzij browsers zoals Mosaic en later Internet Explorer. De echte doorbraak kwam halverwege de jaren '90, mede door Windows 95 en commerciële providers.
Het internet is tegenwoordig onmisbaar. Door het Internet of Things (IoT) zijn niet alleen computers, maar ook koelkasten, thermostaten en auto’s verbonden met het internet. Hiervoor zijn veel meer IP-adressen nodig dan IPv4 kan bieden (ongeveer 4,3 miljard). Toen het protocol in 1981 werd gestandaardiseerd, dacht men dat dit voldoende was voor de hele eeuw. Inmiddels weten we beter. Daarom schakelen we over naar IPv6, dat gebruikmaakt van 128-bits adressen. Daarmee zijn er per persoon op aarde zo’n 50 quadriljard unieke IP-adressen beschikbaar.
Lees verderWanneer je een webadres (URL) intypt, wordt je verzoek via je internetprovider doorgestuurd naar een DNS-server (Domain Name System). Die vertaalt de domeinnaam – zoals www.botsenbytes.nl – naar een IP-adres. Vaak gebeurt dit via meerdere servers.
Je apparaat ontvangt vervolgens het juiste IP-adres (bijv. 12.123.456.78) en maakt verbinding met de webserver. Die stuurt de inhoud van de website naar je browser. Zo werkt dit voor elke website die je bezoekt.
Lees hier een uitgebreidere uitleg over hoe je apparatuur verbindt met een webpagina.
Modem en routerEen modem zet digitale data om in signalen voor je internetlijn, zoals glasvezel of coax. Een router verdeelt de verbinding over meerdere apparaten in huis, via UTP-kabel of via wifi. Moderne modems bevatten meestal een ingebouwde router met DHCP-server en DNS-functionaliteit.
Het woord ‘modem’ komt van modulator/demodulator. Het apparaat zet binaire data (enen en nullen) om in licht- of radiosignalen, en omgekeerd. Dat maakt communicatie via een fysieke lijn mogelijk. Kort gezegd: het modem vertaalt internetsignalen naar bruikbare data voor jouw apparaten en andersom. Zonder modem is er geen internetverbinding mogelijk.
De router zorgt ervoor dat meerdere apparaten tegelijkertijd online kunnen via één verbinding. Dit gebeurt doordat de DHCP-server interne IP-adressen toewijst aan aangesloten apparaten, meestal in de vorm van 192.168.1.xxx. Dankzij NAT (Network Address Translation) hoeven deze apparaten geen extern IP-adres te gebruiken. De router zet interne IP-adressen om naar één extern IP-adres (het WAN-adres) dat door je provider wordt toegewezen. Zo kun je veilig en efficiënt met meerdere apparaten het internet op.
De DHCP-server is het onderdeel dat automatisch interne IP-adressen toewijst. Deze beginnen meestal met 192.168.x.x. Je kunt DHCP uitschakelen als je zelf controle wilt over elk IP-adres, maar voor de meeste gebruikers is automatische toewijzing makkelijker en stabieler.
Let op: meerdere routers met een actieve DHCP- of NAT-functie kunnen conflicten veroorzaken, zoals dubbele IP-adressen. Dit kan zorgen voor traag internet of helemaal geen verbinding. Oplossing? Zet de tweede router in Access Point-modus of gebruik de bridge-modus van je modem-router.
InternetsnelheidInternetproviders bieden verschillende snelheden aan, vaak op basis van ‘best effort’. Maar hoeveel snelheid heb je écht nodig voor videobellen, 4K streamen of thuiswerken?
We leggen het uit in een apart artikel:
Bekijk internetsnelheden